Boekverslag : Annejet Van Der Zijl - Sonny Boy
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3576 woorden.

ANNEJET VAN DER ZIJL SONNY BOY (2004)



Editie

Bij Nijgh & van Ditmar verscheen in november 2004 de uitgave "Sonny Boy" van Annejet van der Zijl. Deze “gewone mensenbiografie” heeft 236 pagina’s. Tegelijkertijd met het boek werd een cd uitgebracht , waarop o.a. het nummer “Sonny Boy” (van Al Jonson) uit de film The singing fool te horen is. Het boek kreeg vrij veel media-aandacht, mede door de populariteit van het genre. In het boek worden ook 16 pagina’s met foto’s opgenomen, vooral betrekking hebbend op de beide hoofdfiguren Waldemar en Rika.



Genre

“Sonny Boy” behoort tot het genre van de non-fictionele roman, een genre dat zich de laatste tijd in een grote populariteit mag verheugen. Geert Mak heeft de laatste jaren met zijn boeken "De eeuw van mijn vader" en "In Europa" voor een doorbraak op de Nederlandse boekenmarkt gezorgd. Eerder schreef Annejet van der Zijl een succesvolle biografie over het leven van de inderboekenschrijfster Annie M.G. Schmidt: Anna.. Aanvankelijk speelde Van der Zijl met de gedachte van Sonny Boy een historische roman te maken, maar in het nawoord geeft ze te kennen dat het besef tot haar doorgedrongen was, “dat tegen het leven zelf niet op valt te verzinnen, in elk geval niet door mij.”



Verhaalopbouw

Het boek telt 9 echte hoofdstukken die allen een titel hebben. Daarvoor staat een korte episode die “De rivier, 1923” heet en na de negen hoofdstukken volgt nog een episode die “De Zee 1945” is getiteld. Na deze epiloog geeft Annejet van Zijl een nawoord en sluit vervolgens het boek af met een verantwoording van 9 bladzijden van de geraadpleegde bronnen voor de biografie.



Het motto

Het lied Sonny Boy uit de film The singing fool staat op de eerste pagina afgedrukt.

When there are grey skies

I don’t mind the grey skies

You make them blue, Sonny Boy.


De strekking ervan is duidelijk.



Tweede motto

“Wie iets van een bepaalde tijd wil begrijpen, moet biografieën lezen, en dan niet die van staatslieden, maar de in aantal veel te schaarse biografieën van onbekende burgers.

Sebastian Haffner, Het verhaal van een Duitser, 1914-1933.

Het is duidelijk dat Annejet van der Zijl met Sonny Boy een dergelijke poging waagt.



Thematiek

Aangezien het hier om non-fictie gaat, is de gebruikelijke bespreking van de thematiek hier niet zo relevant. Van der Zijl heeft een beschrijving willen geven van een in de tijd voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog onmogelijke liefde tussen een zwarte man en een blanke vrouw. Het boek is getiteld “Sonny Boy”, maar de positie van het jongetje dat de vrucht is van de liefde tussen Rika en Waldemar, wordt toch niet echt belicht: de biografie gaat niet werkelijk over hem. Alleen hoofdstuk 9 “het koekoeksjong” gaat eigenlijk over Sonny Boy.



Verantwoording

In het Nawoord legt Annejet van der Zijl verantwoording af. Ze is altijd geïnteresseerd geweest in het klein menselijk leed tegenover de grote ellende in de mensheid. In dit boek gaat het om de problematiek van de rassendiscriminatie en de jodenvervolging. Eigenlijk wilde ze er een roman van maken, maar dat kon ze niet voor elkaar krijgen. Toch heeft het boek literaire trekjes: het geromantiseerde verhaal; de stijl van schrijven is niet klinisch wetenschappelijk maar subjectief gelardeerd; flash backs en flash forwards zijn literaire technieken evenals het wisselend perspectief (bij Rika en Waldemar). Ook het cyclisch einde “De zee” dat prachtig aansluit bij het begin “De rivier.”, is een literair element. Alle rivieren stromen tenslotte naar zee, waar ze hun einde vinden. (symboliek) Vervolgens bedankt ze alle mensen die hebben meegeholpen aan de voltooiing van het boek.



Samenvatting van de inhoud

In een soort proloog “De rivier, 1923” maken we kennis met Waldemar, die een geweldige zwemmer is. Hij zwemt dagelijks in de Surinamerivier, en is goed thuis in de gevaarlijke stroom. Hij is niet bang voor ongelukken, want het water is zijn vriend.



Hoofdstuk 1: November in Holland



Rika Hagenaar-van der Lans is heel weemoedig in de herfst van 1928. Ze is verdrietig omdat haar echtgenoot maar niet begrijpen wil dat ze echt van hem wil scheiden. Dan komt er soort terugblik naar haar leven tot dat moment.

Ze is een van de mooie meiden van Van der Lans, een heel gelovig katholiek middenstandsgezin in Den Haag. Ze is geboren in september 1891. Ze is dus 35 als het boek begint. Ook Rika is een heel vroom katholiek meisje geweest. Toen ze zestien was, werd ze verliefd op de 19-jarige Willem Hagenaar.. Hij was alleen protestant en de ouders van Rika verbieden de omgang. Ze blijven elkaar in het geheim ontmoeten. Toen Willem in 1911 slaagde voor een examen bij Rijkswaterstaat, reed hij naar Den Haag om Rika te schaken. Ze had haar eer verloren en de ouders gaven toestemming voor een huwelijk. Het paar vestigt zich in Apeldoorn, en na de geboorte van het eerste kind verhuizen ze naar Den Bosch. Daar gaat alles goed. Maar dan wordt Willem dijkgraaf in het zeer protestante Zuid-Hollandse dorp Goedereede anders. Aangezien Rika graag zwemt, wordt ze in het roddelcircuit van het oerdegelijke dorp opgenomen. Haar man kan dat niet hebben en begint haar te slaan. Rika vlucht naar Den Haag, maar haar ouders zien een scheiding niet zitten. Ze ondergaat een gedaanteverwisseling (knipt d’r haar af), maar haar zoons vinden Den Haag geen leuke stad. Ze biedt in haar woning ook onderdak aan een nicht van haar man die het met een zwarte man heeft aangelegd en door de familie is verstoten. Tussen Christien en haar man Dave blijkt ook niet alle pais en vree te zijn en wanneer Dave vertelt dat er een zwart familielid uit Suriname overkomt, vertelt Christien dat deze Waldemar maar het beste kan intrekken bij Rika.



Hoofdstuk 2: Waldemars wereld



Waldemar Nods had van het begin van zijn leven geweten dat hij een ocean swimmer was, nl. dat hij naar Europa zou gaan bijv. om te gaan studeren in Nederland.. Een zo blank mogelijke huid en een zo westers mogelijke levensstijl geldt in Suriname als de opmaat voor een succesvol leven. Het huwelijk van Waldemars vader en zijn moeder was ook al een gemengd huwelijk tussen blank en zwart. Zij was een keurig meisje en hij een avonturier. Ze krijgen vier kinderen: Waldemar wordt in 1908 geboren.

Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, wordt het economisch minder in Suriname, wat de vader van Waldemar ook veel geld kost. Na de oorlog gaat de markt naar Europa min of meer open en Waldemars vader laat zijn vrouw in de steek. Zij moet alle eindjes aan elkaar knopen. Waldemar is een ijverige jongen die gemakkelijk kan studeren. Zijn droom is naar Nederland te vertrekken om daar te studeren. Hij pakt een boot van de KNSM. Onderweg sterft een van de passagiers aan malaria en ze gaat al die tijd in de kist mee naar Holland, wat een behoorlijke stank tot gevolg heeft. Aangezien haar familieleden bij aankomst in Holland moord en brand schreeuwen, moeten de passagiers nog een paar dagen aan boord blijven.



Hoofdstuk 3: De kostganger



Het is erg wennen voor Waldemar in het koude Holland. Dave’s vrouw Christien doet koel tegen hem en hij is van een rijke Surinamer een arme sloeber geworden. Hij moet van Christien verhuizen naar het pension van Rika. Dat gebeurt in november 1928. Hij is wel gecharmeerd van de oudere en warmere Rika. Een jaar later is ze zwanger van hem. Haar man wil naar Nederlands-Indië vertrekken en wil eigenlijk Rika terug hebben. Haar oudste zoon Wim kan de relatie tussen Waldemar en zijn moeder niet accepteren en trekt naar Goedereede. Zijn vader hoort met ontzetting over de verboden relatie tussen Rika en Waldemar en wil alle kinderen terughalen naar zijn huis. Op 17 november 1929 wordt de kleine Waldemar geboren (Waldy, maar nog liever Sonny Boy genoemd) De andere kinderen worden haar gerechtelijk ontnomen. Intussen is de beurscrash in New York een feit: Rika en Waldemar hebben geen geld, geen werk en geen vrienden. Ze worden hun huis uitgezet. Rika blijft contact houden met haar kinderen: ze blijft ze dikke brieven en foto’s toesturen. Waldemar blijft echter goed studeren en werkt later op de boekhouding van een bedrijf. Rika gaat een pension stichten en vanaf 1932 kan ze in de Haagse binnenstad gasten ontvangen. Ze hoopt er ook haar kinderen te kunnen ontvangen, maar dat gebeurt niet. Alleen dochter Bertha houdt Rika op de hoogte van wat er zich allemaal in Goedereede afspeelt. Zo ontstaat er toch een briefwisseling. Het volgende pension van Rika is er een aan zee. Ze slaagt erin haar pensionnetje vol met mensen te krijgen en zo de schuldeisers van haar af te houden, al moet ze soms haar eigen kamer opofferen.



Hoofdstuk 4: Pension Walda



In de jaren dertig gaat het economisch best goed in de kustplaats Scheveningen. Er komen dan ook veel gasten naar het pension van Rika en de opmerkingen in het gastenboek zijn lovend. In 1934 huren ze zelfs drie appartementen op een steenworpafstand van het strand en Rika heeft veel handelsinzicht. Ook komen er vaak Duitsers. In Duitsland is de economie namelijk uit het dal gekropen door toedoen van Hitler. Er volgt een macro-economisch relaas. Daarna daalt Van der Zijl weer af tot het microniveau. De kleine Waldy wordt door de ouders van Rika wel geaccepteerd, maar haar eigen kinderen mogen van haar man nog steeds geen contact onderhouden. Dat is een geweldige tegenvaller voor haar: ze stuurt ze nog steeds elke week een brief. Niet elk kind doet trouwens even vriendelijk tegen haar: vooral de oudste kinderen negeren haar. Waldemar is zijn exotische aard in Nederland wat kwijtgeraakt: hij is stiller geworden. Sonny groeit voorspoedig op en zit op de artistieke montessorischool: hij is trots op zijn vader die hem vaak laat zien hoe goed hij kan zwemmen in zee. In 1937 trouwen Waldemar en Rika voor de wet. Wel moet Sonny later naar de veel strengere katholieke school, wat hij niet leuk vindt. Het gaat zo goed dat opnieuw besloten wordt een groter huis te kopen om een pension te stichten. Aan de zeekant.



Hoofdstuk 5: Aan de zeekant



In 1938 is het een topjaar wat betreft het fraaie zomerweer en de vele gasten in het pension. Intussen heeft Hitler in Duitsland zijn theorie over de joden ontwikkeld. Maar juist Rika roemt de handelsgeest van de joden. Het wordt in Europa echter steeds benauwder. Hitler valt Polen binnen. Er worden soldaten in het pension ondergebracht en op 10 mei 1940 zijn we getuige van de inval van de Duitsers. Na vijf dagen is de capitulatie een feit. In de periode erna leefden bezetters en onderdrukten nog broederlijk naast elkaar in het pension. De Duitsers gedroegen zich heel fatsoenlijk. Af en toe is er contact tussen enkele kinderen en Rika, waarover ze heel erg blij is. Alleen de oudste zoon Wim moet weinig van zijn moeder weten. Als de oorlog door de aanval op Pearl Harbour mondiaal wordt, is dat economisch goed te merken. Er komen minder gasten en tenslotte moet de Scheveningse boulevard worden afgesloten. Het pension wordt dan ook gesloten.



Hoofdstuk 6: Schaduwleven



Naarmate de oorlog vordert, gaat Rika joodse mensen onderdak verlenen in de Pijnboomstraat. De eerste treinen vertrekken al naar Westerbork en er is veel behoefte aan onderduikadressen. Rika vindt dat ze moet helpen, maar ze is nogal onvoorzichtig. Zo staat een illegaal radiotoestel vrijwel zichtbaar in de kamer en de verraders slapen natuurlijk nooit. Ook laat ze de onderduikers te gemakkelijk de straat op gaan. Rika komt in contact met een echte verzetsman Kees Chardon uit Delft, die er een reputatie op na houdt zich met moeilijke gevallen bezig te houden. Waldemar houdt zich meer afzijdig. Toch komen er steeds meer onderduikers in hun huis o.a. een oud SS-er, Gerard van Haringen. Het kan ook niet uitblijven dat er door de Haagse politie (die overwegend fout was) een inval wordt gedaan.. Waldemar, Sonny en Rika worden opgepakt, alsmede de meeste onderduikers. Ook de groep van Kees Chardon wordt opgepakt.



Hoofdstuk 7: De ogen van Rika



Hun zevende trouwdag vieren Rika en Waldemar in de gevangenis. Rika wordt steeds ondervraagd o.a. door Kees Kaptein, een van de ergste nazi-vrienden, die na de oorlog zelfs de doodstraf heeft gekregen. In ruil voor seksuele gunsten wil hij nog wel eens wat voor vrouwen doen, maar bij Rika heeft hij geen kans. Waldemar en Kees Chardon worden op 23 februari naar Vught gebracht: niet zo’n heel streng gevangenkamp. Waldemar weet zich goed staande te houden met zijn nette gedrag en schrijft brieven naar de familie. Op 1 mei worden de straffen tegen Kees Chardon en Rika uitgesproken: levenslang wegens Judenhilfe. Ook Rika wordt vervoerd naar Vught. Een keer heeft ze nog Waldemar kunnen zien. Daarna wordt hij op transport gesteld naar Neuengamme: richting noordnoordoost. Ook daar weet hij zich goed aan te passen door zijn goede manieren en zijn kennis van het Duits. Ook Rika wordt naar Duitsland vervoerd.



Hoofdstuk 8: Noordnoordoost



Rika rijdt twee dagen en nachten met de trein naar Duitsland. Omdat het in Vught niet zo slecht was, denken de vrouwen dat het ook in het Duitse kamp Ravensbrück niet zo erg is, maar daar komen ze snel achter. Het is er verschrikkelijk. Twaalfhonderd mensen delen een plek die voor vierhonderd geschikt is. Ziektes breken dan ook uit. Contact met Waldemar heeft ze niet meer. De brieven bereiken elkaar niet meer. Na het Ardennenoffensief komen er steeds meer gevangenen in de kampen, wat de situatie mensonterend maakt. Er breekt in het kamp van Rika dysenterie uit. De zieke vrouwen worden bij elkaar gezet en slechts een twintigtal weet te overleven. Rika is daar niet bij. Waldemar weet het wel vol te houden totdat de Russen voor de poorten staan. In april slaagt hij erin met een grote groep gevangenen weg te komen uit het kamp. Ze gaan in de richting van de Oostzee en worden ingescheept op het luxe schip Cap Arcona. In de epiloog blijkt later dat het schip op 3 mei wordt getorpedeerd.



Hoofdstuk 9: Het koekoeksjong



Na de bevrijding op 5 mei is Sonny Boy een koekoeksjong. De eerste tijd verblijft hij bij zijn grootouders, maar die kunnen hem niet opvoeden. Daarna gaat hij naar zijn favoriete tante Jo. Via het Rode Kruis hoort hij wat er met zijn moeder is gebeurd. Van zijn vader weet hij nog niets. Ook wordt niet bekend wie de onderduikers in de Pijnboomstraat verraden heeft, wat dat dat laatste is gebeurd, is wel zeker. De gedeserteerde SS-er Gerard van Haringen zou een mogelijke kandidaat zijn. In Nederland rust er echter een taboe op dat soort dingen: het pensioen met een andere eigenaar wordt weer geopend en het naoorlogse Nederland gaat aan de slag. Kees Kaptein krijgt de doodstraf die ook daadwerkelijk wordt voltrokken. Sonny Boy is het koekoeksjong dat nergens thuis is: hij krijgt een psychisch trauma, wordt onhandelbaar. Hij gaat studeren en trouwen met een meisje dat hij zwanger heeft gemaakt, maar beide zaken lopen op een mislukking uit. Zijn therapeuten raden hem aan zijn leven op schrift te stellen, maar het is niet mogelijk voor hem om dat voor elkaar te krijgen. Het stopt steeds bij hetzelfde beeld: zijn vader aan de reling van het mythisch gedoemde zeepaleis dat zijn noodlot geworden was.



Epiloog: De zee, 1945



In dit deel wordt beschreven wat er gebeurde met Waldemar op 3 mei 1945. Het schip waarop hij voer, werd gebombardeerd door Amerikaanse vliegtuigen.. Er zijn veel slachtoffers en de keus is: aan boord blijven van het brandende schip of het koude water in. De goede zwemmer Waldemar kiest voor het laatste en weet inderdaad zwemmend de kust te bereiken. Daar wordt hij door in paniek geraakte Duitse soldaten neergeknald. ”Bloed mengde zich met ijskoud water, maar Waldemar voelde al geen pijn meer. Hij wiegde op de golven, en de zee spoelde alle vuil en ellende van hem af. Het water was zijn vriend, zoals het dat altijd was geweest…… Hij krijgt al stervend een visioen. ……” en Waldemar zwom, hij zwom naar huis”.



Recensies en waardering

Annejet van der Zijl zelf: “In mijn nieuwe boek, Sonny boy, speelt geschiedenis ook weer een grote rol, en weer betreft het de lotgevallen van mensen - twee deze keer, een Surinaamse man en zijn Hollandse geliefde. Het bijzondere eraan is dat het raakt aan twee van de zwartste hoofdstukken van de Europese geschiedenis: de slavenhandel en de jodenvervolging. Want terwijl de grootmoeder van mijn hoofdpersoon zich met veel moeite ontworstelde aan de eigendomsrechten van een joodse slavenhouder, waagde haar kleinzoon nog geen eeuw later zijn leven om joodse onderduikers te redden. Dit boek gaat dus over onbekende mensen - maar hun verhaal is niet minder fascinerend en meeslepend dan dat van Annie M.G.Schmidt."



In De Volkskrant van vrijdag 19 november bespreekt Aleid Truijens in haar recensie “Zwemmend de ondergang tegemoet” het boek zeer lovend. “Ze heeft rijkelijk geput uit de gereedschapkist van de fictieschrijver. Sonny Boy is een verhaal geworden dat je soms de adem beneemt en in verbijstering achterlaat.

….. Soms schiet ze in het literaire effect door, maar de voordelen van deze vrije en invoelende werkwijze overwegen. Zeggen dat de verloren levens van Rika en Waldemar toch maar iets goed hebben opgeleverd, zou het cynisme ten top zijn. Maar een mooi boek, is het wel, Sonny Boy.



In het NRC van 3 december 2004 bespreekt Pieter Steinz het werk in zijn artikel “Het verraad van de Pijnboomstraat”. In het eerste deel gaat hij in op de populariteit van het genre non-fictie. De nieuwe Nederlandse klapper is Sonny Boy, een gewone mensenbiografie die het in de eerste plaats moet hebben van de status van de schrijfster. Ook hij roemt de literaire kwaliteiten van Van der Zijl. Hij geeft zelfs aan dat ze zich wel misschien te veel moest forceren om er geen roman van te maken. Als geschiedenis is Sonny Boy -ondanks de soms vergaande romantisering- geslaagd. De lezer krijgt een sfeervol beeld van Nederland en Suriname in de eerste helft van de twintigste eeuw en alleen een kniesoor let op een vreemde verschrijving of een foutieve datering van de dood van Mussolini. Hij besluit: "Als Van der Zijl in het slothoofdstuk een mooie impressie geeft van de laatste ongedocumenteerde momenten van Waldemar, besef je dat ze zich misschien teveel geweld heeft gedaan door niet te kiezen voor een historische roman.”



Over de schrijfster en de twee eerder verschenen publicaties

Raadpleeg ook annejetvanderzijl.nl



‘Ik groeide op in een lerarengezin in Friesland, en wist al vrij vroeg dat ik iets met schrijven wilde doen. Niet alleen omdat ik veel van boeken en lezen hield, maar ook omdat het me zo’n mooie manier leek om de wereld te ontdekken. In eerste instantie studeerde ik kunstgeschiedenis, later ben ik overgestapt op massacommunicatie en daarin afgestudeerd in Amsterdam. Omdat er hier toen nog geen postdoctorale opleidingen journalistiek waren, ben ik in 1998 naar Londen gegaan om daar een MA International Journalism te doen. Onderdeel van die studie was een aantal stages, zowel in Engeland als hier in Nederland, en zo ben ik als redactrice bij de toenmalige Haagse Post terecht gekomen, net voor dit blad fuseerde met De Tijd.



Werk

‘Bij HP/De Tijd realiseerde ik me al snel dat ik niet in de wieg gelegd was voor de ‘harde’ nieuwsjournalistiek, en specialiseerde ik me in reconstructies en portretten - journalistieke genres waar ik in Engeland natuurlijk de mooiste voorbeelden van had gezien. Ik vond en vind het boeiend om met allerlei mensen over een bepaald onderwerp te praten, er veel over te lezen, en dan uit al die bronnen een samenhangend verhaal bij elkaar te puzzelen en dat vervolgens zo mooi mogelijk te vertellen. Wat betreft mijn onderwerpen was ik heel vrij: ik schreef over bekende en onbekendere mensen, maar ook over groepen kunstenaars die samen een bewogen periode meemaakten, over misdaden en politieke gebeurtenissen, zoals de krakersrellen op Kroningsdag 1980 of de Hollanders die in mei 1968 naar Parijs trokken. Maar altijd zat er een sterke historische component in, en de basisvraag was: hoe is het allemaal zo gekomen? En vervolgens: hoe heeft het uitgepakt?



De boeken

‘Mijn eerste boek, Jagtlust, (1998) was een logisch gevolg van het journalistieke werk. Al jaren hoorde ik in literaire kringen de verhalen over dat mythische landgoed in het Gooi, waar zich in de jaren vijftig en zestig alles verzamelde wat jong en artistiek was, maar waar nooit over geschreven kon worden omdat de voormalige hoofdbewoonster, de dichteres Fritzi ten Harmsen van der Beek, dat niet wilde. Dankzij vooral de medewerking en het vertrouwen van uitgever Theo Sontrop en Remco Campert - die ik al kende van eerdere artikelen - heb ik de geschiedenis van het Jagtlust toch kunnen vastleggen in het gelijknamige boek, dat in 1998 bij Meulenhoff verscheen.

‘De stap naar een ‘echte’, groot opgezette biografie was toen niet zo ver meer, al betekende dat wel een stap uit de journalistiek. Eind 1999 nam ik ontslag om te gaan werken aan de biografie van Annie M.G.Schmidt, Anna. In dit geval waren het met name de zoon van de schrijfster, Flip van Duijn, en haar uitgeefster Ary Langbroek, die een stimulerende rol speelden. Vanaf het allereerste begin geloofden zij in het soort boek dat ik voor ogen had: een op Angelsaksische leest geschoeide biografie, die enerzijds het zo compleet mogelijke levensverhaal zou bevatten, maar tegelijkertijd ook een spannend verhaal zou zijn, iets wat je ook zou kunnen lezen als je nog nooit van Annie M.G. gehoord zou hebben - gewoon, omdat het altijd boeiend is om te zien hoe mensen hun leven leiden, wat ze doen met de kaarten die ze door het lot toegespeeld krijgen en het historisch kader waarbinnen het geheel zich afspeelt.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen