Boekverslag : Ted Van Lieshout - Zeer Kleine Liefde
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3023 woorden.

Ted van Lieshout - Zeer kleine liefde

Amsterdam, Leopold, uitgegeven in 1999 (gedichten I t/m IV eerder te lezen in “Als ik geen naam had kwam ik de Noorderzee uit”, 1987)



Inhoud bundel



Het onderwerp van deze bundel is de vriendschaps- en/of liefdesrelatie tussen een twaalfjarige jongen en een volwassen man. De gedichten, brieven en foto’s zijn door deze jongen gemaakt.

Onzekerheid, het verlangen naar een veilige plek in de wereld, dood en erotiek zijn belangrijke aspecten in deze bundel. Van Lieshout illustreert zijn boeken doorgaans zelf. In Zeer kleine liefde gaat hij terug naar de jongen die hij ooit was. Dit deed hij eerder ook al, in Begin een torentje van niks, met gedichten over zijn overleden vader en zijn dode broer en in Gebr., een dagboekroman over die broer, over zijn ontluikende homoseksualiteit en over de verwarde gevoelend die daarmee gepaard gaan.



Het eerste gedicht in deze bundel, namelijk ‘Ik dacht dat ik mijn vader zag’, sluit al gelijk aan bij een belangrijk thema uit zijn vorige werk; het verlies en het gemis van zijn vader. Het is duidelijk dat de dichter hier wel vrede heeft met de dood van zijn vader; “Gestorven vaders moeten zich niet met hun zoon bemoeien. Die vindt vanzelf een weg wel en bewaart zijn vader in zichzelf en in de grond. Ik zie: de zon tekent na dat desondanks een verloren vader, ik besta. Ik besta. Ik bestá!



In ‘Het is niet ver’ beschrijft de verteller zijn verlangen om los te komen van zijn beschermende moeder. Hij wil “wijder weg dan de arm van mijn moeder lang is”. Hij zoekt iemand die hem “….mooi vindt om te beginnen”.



Dan begint er een jaarcyclus, bestaande uit de vier gedichten Lente, Zomer, Herfst en Winter. In ‘Lente’ zeurt de jongen over het feit dat hij niet tegen het altijd opnieuw beginnen van de lente kan.( “Ik vind beginnen zoveel naarder dan al bezig zijn, en dus op weg”) In ‘Zomer’ vindt hij het zand vervelend kriebelen in zijn zwembroek. Bovendien vindt hij de zon te heet en het water te koud. Pas als hij een Hollandse Nieuwe eet, is hij gelukkig. (Hè, Hè, eindelijk is de zomer waar”) “Duizend blozende brieven van vaarwel vallen uit de bomen” in ‘Herfst’.

In ‘Winter’ ergert de jongen zich aan “een stel rotkinderen” die het smetteloze landschap verzieken.



In het volgende gedicht ‘Dordrecht 1968’ wordt het begrip “mijn meneer, mijn vriend” geïntroduceerd. De dichter gaat hier samen met “zijn meneer” naar Dordrecht. Daar mag hij foto’s maken met meneer’s fotocamera. Hij herinnert zich Dordrecht maar het was “niet meer zo mooi als toen wij er allebei nog liepen”.



De volgende vier gedichten staan tussen drie brieven: twee van de “meneer” en een antwoord van de dichter. In het nawoord licht Van Lieshout toe dat die brieven herschreven en “naverteld” werden, met weglating van “persoongevoelige delen” en van de namen, “ een kwestie van loyaliteit”. Vijfentwintig jaar na de pedofiele relatie met de jongen vraagt de meneer om vergiffenis voor de schade die hij waarschijnlijk heeft aan gericht. In zijn antwoord verbaast de schrijver zich erover dat hij de enige is geweest. Achteraf had hij namelijk gedacht dat de meneer een ordinaire kinderlokker was geweest. Hij verklaart de plotselinge breuk (“de afkeuring van kerk en maatschappij, angst om zich te isoleren van zijn klasgenoten”) en accepteert de excuses van de meneer, ondanks dat hij vindt dat deze indertijd over de schreef is gegaan. Hij hoopt dat de meneer niet alleen maar spijt en wroeging voelt over hun tijd samen, maar dat hij ook mooie herinneringen heeft aan hun tijd samen. De tweede brief van meneer is vol dankbaarheid voor het begrip en bewondering voor het inzicht. De vier gedichten sluiten aan op de correspondentie.



In het gedicht ‘Aanraking’ lijkt de dichter verward over zijn gevoelend tegenover de meneer. “Ook van u moest ik, zijn om te dulden, dat u me aanraakte, dat u me aan u raakte. U raakte me aan. Ziet u, u raakte mij”. Het gedicht ‘Mijn meneer’ geeft een verklaring voor het afbreken van de relatie: de jongen wilde in zijn vriend niet zijn verloren vader zien. “U als vader zien, had mijn vader niet verdiend: ik wist, ineens niet meer wat het was wat wij hadden”.



‘Het ligt hier nog’ gaat over het bewaren van het geheim. In ‘Dertig jaar’ heeft de dichter het over het geheim dat nu maar eindelijk eens uit huis moet. “ Het kan altijd nog weer thuiskomen als het buiten tegenzit”. In ‘Ik heb u niet verraden’ belooft de dichter dat hij het geheim bewaart. Het is een soort loyaliteitsverklaring.



Opbouw Bundel



Ik zal de inhoud van de bundel weergeven zoals hij in het boek staat, omdat dat waarschijnlijk al een logische kijk geeft op de opbouw.



Ik dacht dat ik mijn vader zag

Het is niet ver



Lente

Zomer

Herfst

Winter



Dordrecht 1968



I

Eerste brief

II

Antwoord

III

Tweede brief

IV



Aanraking

Mijn meneer



Het ligt hier nog

Dertig jaar

Ik heb u niet verraden



Zo stil

Ik denk dat de eerste twee gedichten weergeeft waar een jongen van twaalf mee bezig is: zijn vader en zijn moeder. Hij probeert ook los te komen van allebei. De dood van zijn vader probeert hij te accepteren en hij probeert te ontsnappen uit de armen van zijn moeder. Hij gaat op zoek naar een goede vriend.



De vier jaargetijden geven duidelijk een tijdsduur aan van een jaar.



In het zevende gedicht ‘Dordrecht 1968’ verandert de toon. “Mijn meneer, mijn vriend” wordt voor het eerst genoemd. Het gedicht roept herinneringen op aan een uitstapje van de jongen met een naamloze man.



In de brieven wordt duidelijk wie de man precies is en hoe hun relatie voor beiden was. De gedichten geven de gevoelens en ervaringen van de jongen weer.



In de laatste zes gedichten van de bundel kijkt de dichter als volwassene terug op wat er toen gebeurde. Hij spreekt de man uit het verleden plechtig aan in de u-vorm en tracht het verleden te begrijpen en duidelijk te stellen. In ‘Aanraking’ en ‘Mijn meneer’ merk je dat de verteller begint te merken dat de relatie niet goed is en dat het niet hoort. Hij geeft aan dat hij de relatie wil beëindigen.



In de volgende drie gedichten verteld hij dat hij de meneer niet zal verraden en dat hij hun geheim zal bewaren. Zo wordt het wel gelijk duidelijk hoeveel waarde hij toch hechtte aan de relatie met de man. Hij wil hem niet kwetsen door hun geheim te vertellen.



‘Zo stil’ is de afsluiting van de bundel. “…dus ik zeg niets, en zwijg, en dek u toe”



2.1 Bespreek van één gedicht



Ik dacht dat ik mijn vader zag



1. Ik dacht dat ik mijn vader zag lopen in de stad, omdat

2. hij het achterhoofd van mijn vader had. Maar al die

3. traagvervelende winkelwandelaars in de weg:laat mij

4. toch door! Waarom hebben jullie te weinig haast?



5. Ik drong voor- dat kan als je onder ellebogen door kunt-

6. en haalde hem in. Maar hij was mijn vader niet.



7. Ik droomde van ons huis vol opgebaard boeket en zon

8. die zich naar binnen scheen, en stil de vader

9. die daar verstopt lag onder een rozenzee van rouw.

10. En plots kwam voor de schouw dat lijk overeind. Ik schrok



11. van mijn spokende vader, dat lijk dat nog leefde. Hij moest

12. morsdood in zijn graf gehouden worden met een zware steen.



13. Gestorven vaders moeten zich niet met hun zoon bemoeien.

14. Die zoekt vanzelf een weg wel en bewaart zijn vader in

15. zichzelf en in de grond. Want nóg komt de zon door het raam

16. en legt zich vierkant op de tafel, met nergens meer een schaduw



17. van een vader aan het hoofd. Ik zie: de zon tekent na

18. dat desondanks een verloren vader, ik besta. Ik bestá. Ik besta!



Kenmerken poëzie



Bij poëzie speelt de presentatie van de tekst op de bladspiegel een belangrijke rol. Deze presentatie functioneert als teken van herkenning voor de lezer. Zo herkent de lezer de tekst als poëzie. Dit gedicht telt zes strofen. De eerste, derde en vijfde strofe hebben allemaal vier regels. Deze drie strofen worden kwatrijnen genoemd. De tweede, vierde en zesde strofe bestaan uit ieder twee regels. Een strofe van twee regels is een distichon. (Dus steeds vier, twee, vier, twee etc.) In totaal bestaat dit gedicht uit achttien regels.



Rijm is ook een belangrijk kenmerk van poëzie. Door rijm ontstaat er samenhang in de tekst. Er zijn verschillende soorten rijm, zoals volrijm, halfrijm, rijk rijm en alliteratie.



Volrijm: na - besta, vs. 17,18

Alliteratie: rozenzee - rouw, vs. 9

lijk – leefde, vs. 11

weg – wel, vs. 14

Rijk rijm: besta – besta – besta, vs. 18



Ook de plaats van het rijm is belangrijk. Het meest bekend is eindrijm. Als de regels met eindrijm op elkaar rijmen, kun je een rijmschema opstellen. In dit gedicht is er geen sprake van eindrijm en dus ook niet van een rijmschema.

Metrum is een term die gebruikt wordt om de afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde lettergrepen aan te duiden. Antimetrie is het bewust afwijken van het metrum om een bepaald effect te bereiken. In dit gedicht gebeurt dit in regel 18.



Antimetrie: bestá, vs. 18, hiermee wordt de klemtoon ergens anders gelegd. In dit geval krijgt het woord erdoor meer kracht.



Dichters passen deze kunstgrepen toe om hun gedichten vorm te geven en om bepaalde effecten te bereiken. Nog een kunstgreep is: het enjambement. Dit is het afbreken van

versregels op een plaats waar geen vanzelfsprekende pauze in de zin is. De woorden voor en na het afbreken krijgen hierdoor meer nadruk. In dit gedicht wordt er ook gebruik gemaakt van deze kunstgreep.



Literaire functie

Ik denk dat dit gedicht een expressieve functie heeft. De jongen ziet zijn vader en laat, door middel van dit gedicht, zien hoe hij zich voelt. Aan de ene kant laat hij merken dat hij zijn vader mist. Het is duidelijk dat hij hem wil zien, “Ik dacht dat ik mijn vader zag…..Laat mij door!”. Aan de andere kant wil hij laten zien dat hij de dood van zijn vader heeft geaccepteerd, door te zeggen “Hij moest morsdood in zijn graf gehouden worden met een zware steen” en “Gestorven vaders moeten zich niet met hun zoon bemoeien”.



Interne samenhang

Een literaire tekst heeft vaak herhalingen en tegenstellingen die de tekst een bepaalde interne samenhang geven. In dit gedicht is er ook sprake van een tegenstelling, een soort keerpunt in het gedicht.



Tegenstelling: In de eerste twee strofen is hij verrast en opgewekt als hij denkt zijn vader te zien. Hij wil naar zijn vader toe. Op het moment dat hij zich realiseert dat het zijn vader niet is, herinnert hij zich zijn dood. Dan gaat de herinnering aan zijn “huis vol opgebaard boeket” ineens over in een nachtmerrie.(“En plots kwam voor de schouw dat lijk overeind. Ik schrok”)

Het is dan duidelijk dat hij de dood van zijn vader eigenlijk een beetje wil vergeten. Hij wil de dood accepteren en rust hebben. (“Gestorven vaders moeten zich niet met hun zoon bemoeien”). Hij begrijpt dat het leven zonder zijn vader gewoon doorgaat. (“dat ondanks een verloren vader, ik besta. Ik bestá . Ik besta!”). De blije herinnering aan zijn vader gaat dus over in de herinnering aan het feit dat hij zijn dood moet accepteren en verder moet gaan.



Herhaling: De enige herhaling die ik kan ontdekken in dit gedicht is het woord “vader”. Dit woord is dominant aanwezig in iedere strofe.



Afwijkingen in het dagelijks taalgebruik

Het taalgebruik van een literaire tekst wijkt af van het alledaags taalgebruik door de meerduidigheid en het gebruik van bepaalde formuleringen, omschrijvingen en beelden voor de benoemde elementen. In dit gedicht zijn er hiervan al snel een paar voorbeelden te geven.



“traagverveelde winkelwandelaars”, vs. 3

“opgebaard boeket”, vs. 7

“zon die zich naar binnen scheen”, vs. 7,8

stijlfiguren



herhaling: “vader”, vs. 1,2,6,8,11,13,14,17 en 18

“zon”, vs. 7 en 15

“lijk”, vs. 10 en 11



paradox: lijk – leefde, vs. 11

pleonasme: "morsdood", vs. 12

hyperbool: “onder een rozenzee van rouw”, vs. 9



Beeldspraak



metonymia: “aan het hoofd”, vs. 17

personificatie: “en zon die zich naar binnen scheen”,vs. 7,8

“….de zon……legt zich…”, vs. 15,16

“de zon tekent na”, vs. 17



Ambiguïteit

Ik heb geen meerduidigheid kunnen ontdekken in dit gedicht. Ik denk ook wel wat dit heel moeilijk kan zijn als je weinig ervaring hebt in het lezen van poëzie. Ted van Lieshout heeft bovendien zelf tegen me gezegd dat een gedicht altijd gaat over wat er staat. Ik citeer: “Een gedicht gaat altijd over wat er staat. Zou het ergens anders over gaan, dan stond er wel iets anders.” ( zie laatste e-mail van Ted van Lieshout aan mij) Als dit zijn kijk is op de betekenis van gedichten, denk ik dat ik er vanuit kan gaan dat hij dus zelf ook geen meerduidigheid in zijn gedichten plaatst.



2.2 Bespreek van de bundel



Taalgebruik

Ik denk dat deze bundel niet alleen een expressieve functie heeft, maar ook een referentiele functie. Ik denk dat Van Lieshout wil laten zien dat pedofilie niet bij voorbaat altijd slecht hoeft te zijn. De manier waarop hij over de relatie praat in zijn brief en in zijn gedichten, laten zien dat hij ook veel mooie herinneringen heeft aan deze relatie. Hij wil niet alleen zijn gevoelens overbrengen en zijn ervaringen delen, maar ook een soort boodschap meegeven over pedofiele relaties.



Het taalgebruik in de bundel is heel vrij makkelijk en begrijpbaar voor jongeren. Van Lieshout vond het belangrijk dat kinderen begrepen waar het over ging en dat bereik je niet door moeilijke woorden en beschrijvingen te gebruiken. Hij zei ook dat het oorspronkelijk meer voor volwassenen dan voor de jeugd bedoeld was. Uiteindelijk is het officieel wel een jeugdboek geworden, ondanks dat Van Lieshout zei dat hij het niet zo maar zou aanraden aan kinderen.



Ik denk dat Van Lieshout vrij direct is in het omschrijven van gebeurtenissen en gevoelens. Zoals hij zelf al zei: “een gedicht gaat altijd over wat er staat”. Hij gebruikt weinig beeldspraak en stijlfiguren. Volgens mij is er ook weinig sprake van ambiguïteit, maar ik denk dat dit er ook mee te maken heeft dat Van Lieshout officieel voor kinderen schrijft.



Van Liedhout gebruikt ook veel korte zinnen en hij maakt erg veel gebruik van het enjambement.



Thematiek

Onzekerheid, het verlangen naar een veilige plek in de wereld, dood en erotiek zijn belangrijke thema’s in deze bundel. De jongen is onzeker over zijn pedofiele relatie. Hij weet niet zo goed hoe hij deze moet omschrijven en of het überhaupt wel kan en mag, zo’n relatie met een oudere man. Hij verlangt naar een veilige plek in de wereld. Hij wil loskomen van zijn ouders in de eerst twee gedichten (zijn dode vader en zijn moeders armen).Hij heeft nog steeds moeite met het loslaten van zijn vader. Toch wil hij iemand die van hem houdt en die hem beschermt. (“Dat iemand mij mooi vindt om te beginnen”). Verderop in de bundel wordt er dan ineens gesproken over “mijn meneer, mijn vriend”.



Erotiek speelt ook een rol in deze pedofiele relatie. Er wordt meerder malen over fysieke aanraking gepraat.(zie o.a het gedicht ‘Aanraking’) Je merkt dat er een bepaalde spanning is in deze relatie. In ‘Mijn meneer’ is dit heel duidelijk aanwezig. (“U streelde hem toch niet, zoals mij?” en “terwijl ik in uw armen lag”)



Poëtica in relatie tot de bundel

Ted van Lieshout werd geïnspireerd door de poëzie in de Blauw Geruite Kiel. De redactie hiervan stelde hem in de gelegenheid zijn gedichten te publiceren voor kinderen. In 1984 publiceerde hij zijn eerst gedicht ‘De achterkant van meneer van Vliet’. Daarna gingen verhalen en gedichten elkaar afwisselen. Van Lieshout schrijft net zo lief verhalen als gedichten.Hij ziet zelfs bijna geen verschil in het schrijven voor volwassen of kinderen. Veel van zijn werk wordt beschouwd als de schakel tussen literatuur voor jongeren en literatuur voor volwassenen. In ‘Zeer kleine liefde’ is dit eigenlijk ook het geval.



Kenmerkend voor zijn werk is het voortdurend zoeken naar nieuwe vormen. Zodra hij iets beheerst, zoekt hij een nieuwe uitdaging. Hij experimenteert met tekenen en schrijven, maar laat tegelijk een herkenbare stijl zien en een aantal terugkerende thema’s : dood, mensen die er niet bij horen, tegenstrijdige gevoelens over zijn jeugd, zoeken naar geborgenheid, houvast en een veilige plek in de wereld. In zijn werk zitten veel autobiografische elementen,voorbeelden zijn de dood van zijn vader en van zijn broer.



Zijn manier van schrijven is heel direct, op spreektoon, waarbij hij zo veel mogelijk moeilijke woorden vermijdt. Van Lieshout dwingt zichzelf ‘to the point’ te schrijven. Achter de schijnbare eenvoudige zinnen, zit alleen vaak meer schuil dan je in eerste instantie zou denken.



Hier een voorbeeld van een typisch Van Lieshout gedicht:



Het is niet ver

(tweede gedicht)



Het is niet ver dat ik kan gaan.

Met de fiets niet verder dan tot



om zes uur thuis. En als ik

weg mag in de avond, dan tot aan



negen uur precies. Pas over een jaar

of drie mag ik misschien wijder weg



dan de arm van mijn moeder lang is,

van de stoep af naar de stad, bij



het raam weg van waarachter zij mij

bespiedt, opdat mij door de wereld



geen leed wordt aangedaan. O, ik durf

niet te zeggen dat ik aar buiten wil



omdat het tijd is dat iemand mij aan-

doet. Dat iemand mij vindt. Mooi. Om



te beginnen. Dat iemand mij mooi vindt

om te beginnen. Dat iemand mij begint.



3. Evaluatie



De gedichten in de bundel vond ik erg mooi. Ik vind het wel leuk dat het zowel voor volwassenen als jeugd geschreven is. Je kan het op meerdere manieren lezen. Ik denk alleen wel dat de bundel niet voor ieder kind goed is om te lezen, maar dat zegt Van Lieshout zelf ook al.



Ik ben tevreden over mijn product. Ik heb mijn best gedaan. Ik denk dat ik een hele goede indruk heb gegeven van de bundel “Zeer kleine liefde”.



Ik vond de verschillende onderdelen eigenlijk best heel moeilijk. Vooral het bespreken van de kenmerken van de poëzie en de interne samenhang. Ik vond het ook moeilijk om beeldspraak en stijlfiguren te ontdekken. Ik vond het heel leuk om te mailen met Ted van Lieshout. Ik kon hem nu vragen wat ik zelf niet begreep en hij heeft goed en duidelijk antwoord gegeven.



Secundaire literatuur



- LiteRom : vijf artikelen uit verschillende dagbladen over Ted van Lieshout in het algemeen

- Lexicon Jeugdliteratuur

- Jan Campert prijzen 2001, uitgeverij Vantilt

- Ted van Lieshout, Van, Als en Och, uitgeverij Leopold.

- Ted van Lieshout zelf via e-mail
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen