![]() |
Boekverslag : Louis Couperus - De Binocle
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1353 woorden. |
Samenvatting Samenvatting: Een Indo-Nederlandse jongeman, een jonge toerist en journalist gaat naar een opera van Wagner in Dresden. Hij heeft er erg veel zin, maar aangezien de opera pas ’s avonds begint, dwaalt hij eerst de hele middag rond in Dresden. Toen hij zag dat de winkels begonnen te sluiten, bedacht hij zich snel dat hij nog geen binocle had en liep snel bij de opticien naar binnen. Hij had een akelig gevoel over de opticien, maar hij besloot toch binnen te blijven. Hij had die dag niet veel geld uitgegeven en daarom vond hij dat hij zich de redelijk dure binocle wel kon veroorloven. Toen hij op de 4e rang vooraan zat met zijn binocle op de richel, bedacht hij zich dat hij de binocle beter op schoot kon nemen, want als deze van de richel afviel kon iemand die onder hem zat weleens gewond raken. De jongeman keek naar beneden op wiens hoofd de binocle zou vallen en hij zag een oude grijze dame. Naast de grijze dame zat een meneer met een kaal hoofd. Dat trok de aandacht van de jongeman. Er overviel hem een vreemde drang om de binocle naar beneden te werpen op het hoofd van de kale man, wiens hoofd glom. Uiteindelijk kon de jongeman zich nog bedwingen en nam na de pauze een andere plek in, in de hoop dat hij zijn rare obsessie tegen kon houden. Als de opera is afgelopen besluit de jongeman de binocle achter te laten. Als de man 5 jaar later weer in Dresden komt, is diezelfde opera van Wagner er weer. De man is het voorval van 5 jaar geleden vergeten en besluit er heen te gaan, dit keer zonder binocle. Als hij een kaartje wil gaan kopen blijkt de opera echter uitverkocht. Wanneer hij teleurgesteld wegloopt, komt er net een andere man aan die zijn kaartje beschikbaar stelt. De jongeman nam een kaartje gretig over, maar vroeg zich af waar hij de man met zijn onbehaaglijke vogelgezicht eerder had gezien. Als hij in zijn stoel zit, wat dezelfde plek als 5 jaar geleden blijkt te zijn, wordt hem door een ouvreuse een binocle te huur aan geboden. Hij ziet dat het zijn oude binocle is, die hij de vorige keer achtergelaten had en huurt hem. Als hij naar beneden kijkt, ziet hij opnieuw een kale man zitten met een glimmende schedel en weer komt zijn obsessie naar boven. Toen, midden in Siegmunds en Sieglines duo, begon de jongeman te schreeuwen alsof hij door iets bezeten was. Met al zijn kracht wierp hij de binocle naar beneden, deze kwam terecht op de kaalschedelige heer, wiens hersens spatten… Vertelinstantie In dit verhaal kunnen we spreken van een perspectiefwisseling. Het verhaal begint namelijk met een auctoriale verteller en eindigt met een personale vertelinstantie. In het begin kun je merken dat er sprake is van zo’n auctoriale verteller, omdat de verteller buiten het verhaal staat, hij treedt zelf ook niet op als personage. Hij begint ook met: “Het was ongeveer 5 jaar geleden…” . Tekstbewijzen: “Het was ongeveer 5 jaar geleden” (Blz 1, bovenaan) “ De 4e rang was destijds de rang, waar alle vreemdelingen zaten, die zich niet de luxe van een logee betaalden.” (Blz.1 midden) Met ‘destijds’ geeft de verteller aan dat dit verleden tijd is. Hij weet dus niet hoe het verhaal afloopt. Dan, ongeveer vanaf blz. 2, gaat de vertelinstantie over op een personale vertelinstantie. De schrijver beperkt zich nu tot de gevoelens van de jongeman. Ook is het geschreven in de 3e persoon enkelvoud. Tekstbewijzen: “Plotseling bedacht hij, dat hij dat vogelgezicht van de opticien werkelijk onbehagelijk had gevonden.” (Blz. 3 bovenaan) Het zijn gevoelens en gedachtes. “De Feuerzauber overweldigde hem heerlijk en zijn zuiver genot bracht hem geheel in evenwicht.” (Blz. 6 onderaan) Er is in dit verhaal dus ook sprake van perspectiefwisseling, de auctoriale verteller wordt gebruikt om ons bekend te maken met de hoofdpersoon. De functie van de personale verteller is spanning creeren en de obsessie reeler maken. Personages Jongeman: Bij de jongeman is er sprake van een round character. Een character is hij sowieso, omdat hij niet 1 uitgesproken karaktertrek heeft, maar meerdere. Daarbij kunnen we ook zeggen dat er sprake is van een round character, hiervoor zijn de volgende criteria: 1. Er is een beschrijving van veel karaktertrekken. 2. De eigenschappen van de karaktertrekken worden door het hele verhaal heen verteld. Opticien: Volgens mij is de opticien een flat character. Hij heeft namelijk de eigenschap die dienst doet als vleesgeworden mens. Je weet eigenlijk alleen maar dat hij een onbehaaglijk vogelgezicht (blz.7 onderaan) heeft. Dat is eigenlijk het enige wat je over de opticien weet, zijn karakter verandert niet in de loop van het verhaal. Tijd 1. Historische tijd: Ik denk dat de Binocle zich in de 19e eeuw en de eeuwwisseling afspeelt. De plaats in de opera kostte maar 3 mark (zie blz. 2 bovenaan) en een binocle is ook nogal ouderwets. Ook de taal waarin het verhaal geschreven is, is “oud’-Nederlands. 2. Verteltijd: Het verhaal is geschreven in 8 pagina’s en zonder hoofdstukken. 3. Vertelde tijd: In het verhaal verstrijkt 5 jaar, van het begin van het jaar tot het einde. Het verhaal is eigenlijk in 2 stukken te verdelen, ieder stuk heeft een tijdsvertraging. Er wordt nl. 1 dag in ongeveer 6 bladzijden beschreven. 4. Er zijn geen vooruitwijzingen, wel een terugverwijzing: Op pagina 7 onderaan en pagina 8 bovenaan, daar denkt de jongeman terug aan 5 jaar ervoor, toen hij een “dwaze inval” kreeg tijdens die opera van Wagner. Ook zijn er geen flashbacks. Ruimte 1. Fysische ruimte: Het verhaal speelt zich af in Dresden en het grootste deel van het verhaal is in de opera Dresden (blz. 1 bovenaan). Op blz. 7 midden staat ook: “ Hij was niet meer in Dresden geweest, maar dit jaar kwam hij er toevallig weer.” 2. Psychische ruimte: In het begin is het een stralende dag en hij voelt zich wat eenzaam. (Blz 1. midden) Later in het verhaal is het niet duidelijk wat voor weer het is, maar hij voelt zich veel gelukkiger. Het is vroeg in de herfst, een beetje een treurige dag, je ziet dus het contrast. 3. Zintuigelijke ruimte: “ De parken stonden in goudbladerendos. (Blz. 1 midden) Het was dus herfst en de jongeman vond het prachtig. (Blz. 7 midden) “De zaal was reeds duister” (blz. 8 bovenaan) In de opera was het dus donker. Motieven 1. Leidmotief: De binocle is zeker een leidmotief. De kijker komt meerdere malen in het verhaal voor. “ Hij nam de binocle uit de etui.” (Blz. 3) “En wist de kijker, bevende, nog neer te zetten.” (Blz. 5 midden) “En tevens de kijker niet meer mee te nemen.” (Blz. 7 bovenaan) De man koopt eerst een binocle, dan krijgt hij de neiging om deze naar iemand te gooien, maar hij besluit de kijker in de opera te laten liggen. Dan komt hij opnieuw in de opera en krijgt zijn eigen binocle te huur. “ Het was zijn kijker, van 5 jaar her, hier gelaten…” (Blz. 8 midden) De binocle komt de hele tijd terug als de hoofdpersoon angst heeft of zich niet op zijn gemak voelt. 2. Verhaalmotieven: -toeval: hij komt toevallig langs een opticien, waar hij een binocle koopt. Hij had niet van te voren bedacht om er eentje te kopen (Blz. 2) Hij denkt er pas aan dat zijn binocle kan vallen als er toevallig een programmaboekje naar beneden dwarrelt. (Blz. 3 onder, blz. 4) En door dat programmaboekje ziet hij de kaalschedelige heer. Zo’n 5 jaar later komt hij toevallig weer in Dresden en die avond is de Walkure er weer. Doordat er wordt afgezegd kan hij toch nog een kaartje krijgen en hij zit weer op dezelfde plaats als 5 jaar terug en er zit weer een kaalschedelige heer beneden hem. (Blz. 7,8) -Muziek: Het gaat iedere keer over de opera. Hetgeen wat ‘toevallig’ lijkt te zijn, blijkt een noodlot. Toeval is schijn en verhult een noodlottige catastrofe. Bij toeval lijkt alles willekeurig, bij noodlot is het al voorbestemd, door een hogere macht geregeld en niet te ontlopen. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |