Boekverslag : Maarten 't Hart - Een Vlucht Regenwulpen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3002 woorden.


VERHAALANALYSE



1 Perspectief

1 Het vertelperspectief is een Ik-perspectief. De kenmerken daarvan zijn:

a. Je begint midden in het verhaal. In deze ruimte heb ik de zomer
gevangen
.

b. Je leest alleen de gedachten van de hoofdpersoon. Ik zou willen
praten maar ik kan niet, de angst schroeft mij de keel dicht
. Van
de andere personen in het boek lees je alleen wat ze zeggen en doen, maar
niet wat ze denken, terwijl eigenlijk het hele boek een gedachte is van
de hoofdpersoon.

c. Er staat geen verteller boven het verhaal. Je zit het hele boek door
gevangen in de huid van de hoofdpersoon.

d. Er wordt vooruitgegrepen in de tijd. Het boek is ingedeeld in ‘kleine
hoofdstukjes.’ Het ene hoofdstukje gaat over Maartens jeugd en in
het volgende is hij ineens volwassen. Zo golft het verhaal steeds heen
en weer.

e. Het boek is geschreven in de Ik-vorm. Achter moeder wandel ik over
de ruwe, vuilwitte tegels die een recht pad vormen door het weiland.


2a Dit perspectief is niet betrouwbaar omdat je overgeleverd bent aan
een informatiebron, de hoofdpersoon. Het zou kunnen dat dat een gek is
of dat hij alles heeft gelogen. Je hebt geen controlemogelijkheden via
andere personages in het boek, want daar ken je geen gedachten van.

Het effect van dit perspectief is dat het net lijkt of het een authentiek
document is. De lezer is sterk betrokken bij de hoofdpersoon omdat je
alleen zijn gedachten en gevoelens kent.

2b Er is een grote identificatie met Maarten, je gaat hem steeds zieliger
vinden. Je bent het dus eens met Maarten en zijn standpunten. Daardoor
wordt de spanning wel groter omdat je dan open vragen krijgt als: krijgt
Maarten nog contact met Martha ?

2c Door middel van het Ik-perspectief weet je heel veel over Maarten en
zijn visie op het leven. Maar doordat dit een zo beperkt perspectief is
weet je andere dingen weer niet, zoals de vraag of Adrienne en Ernst wat
met elkaar krijgen aan het eind van het boek. Maarten zou dit ook graag
willen weten maar doordat hij het niet weet komen wij er ook nooit achter.
Dat is dus spanningverwekkend.

3 Je leert via dit perspectief alleen het karakter van de hoofdpersoon,
Maarten, kennen. Je weet dan ook heel veel van hem. Door de manier waarop
andere mensen tegen Marten aankijken ken je hen ook een beetje. Ik
tilde haar koffer op met de zwierigheid van iemand die een wijnglas heft
en zij staarde een ogenblik sprakeloos naar de moeiteloosheid waarmee
ik de inderdaad nogal zware koffer over het dakterras droeg.


4 Er is geen meervoudig perspectief in het boek.

5 Het perspectief is goed gekozen omdat dit boek bedoeld is om te laten
zien hoe een mens zich helemaal kan isoleren van de buitenwereld. Door
het Ik-perspectief zit de lezer ook helemaal in de hoofdpersoon opgesloten
zodat je als het ware meemaakt hoe hij ‘vereenzaamd’.



2 Spanning

1 Een spanningverwekkend element is dat Maarten geheel geïsoleerd
opgroeit en later ook zo verder leeft. Hij komt moeilijk in contact met
mensen, behalve als het om mensen gaat die op Martha lijken. En de hoofdpersoon
heeft last van pleinvrees en andere dwanggedachten.

2 Open vragen:

Zal Maarten ooit nog normaal met iemand om kunnen gaan ? Alleen met vrouwen
die lijken op Martha.

Komt Maarten Martha later nog een keer tegen ? Ja, op een reünie
van school.

Krijgen ze wat met elkaar ? Nee, Martha is al getrouwd en heeft al kinderen.

Wat gebeurt er tussen Adrienne en Ernst ? Die krijgen aan het eind van
het boek een speciale band.

Zal de hoofdpersoon inderdaad binnenkort sterven zoals zijn dwanggedachte
zegt ? Nee, maar hij krijgt wel een ongeluk in de bergen op de dag dat
die dwanggedachte ook uitkwam. Na dat ongeluk is de dwanggedachte verdwenen.
De dood is ineens minder dreigend.

Alle open vragen worden dus beantwoord.

3 Het verhaal heeft een open einde. Maar het is ook geen verhaal op zich,
het is een gedeelte uit het leven van de hoofdpersoon gegrepen. Na het
einde van het boek zal dat dus gewoon doorgaan. Maar aan de andere kant
is er toch wel een afgerond geheel, want nadat Maarten zijn val in de
bergen heeft verwerkt ontstaat er bij hem een gevoel dat vanaf dan alles
anders zal gaan. Beter dan daarvoor.

Het effect van dit voor een gedeelte open einde is dat ik er zelf nog
over blijf nadenken, hoe Maartens leven er verder uit zal zien.

4 Spanningverwekkende trucages:

Er wordt heel veel vooruitgegrepen in de tijd om daarna weer terug te
keren naar vroeger. Je hebt eigenlijk twee belevend-ik figuren en niet
een vertellend en belevend-ik. Op deze manier zie je dus steeds een stukje
toekomst en daarna weer verleden. Dat is spanningverwekkend omdat als
je in de toekomst leest je dingen te weten komt die later zullen gebeuren.
Er ontstaan zo veel open vragen. Als je bijvoorbeeld leest dat zijn moeder
gestorven is weet je nog niet hoe dat is gebeurd. Daar kom je later in
het boek pas achter.

Er is ook spanning door het Ik-perspektief. Omdat je dan alles meemaakt
vanuit een persoon en je dus een beperkt zicht hebt. Je weet niet hoe
andere mensen naar bepaalde dingen kijken.

De ruimte is soms ook spanningverwekkend zoals aan het eind van het boek
in de bergen. De hoofdpersoon is bang voor lege pleinen zodat ook dat
spanningverwekkend is.

5a De aard van de spanning is emotioneel, want je voelt mee met de hoofdpersoon.

5b Grote identificatie.

6 Er is samenhang met perspectief , je hebt maar een beperkte kijk op
de dingen waardoor je dingen niet ziet die je wel wil zien. Je zit in
de huid van Maarten zodat je wat hij niet weet zelf ook niet weet.

7 Spanning is literair ondanks het voor een deel gesloten einde. Het einde
wordt zorgvuldig voorbereid. Ook de open vragen zijn goed in het verhaal
gelegd. Zo blijft het hele boek boeien tot de laatste bladzijde.

8 Op het eerste gezicht lijkt er weinig spanning in het verhaal te zitten,
maar juist door deze manier van vertellen ontstaat er een spanning; heeft
Maarten nog wel contact met de buitenwereld?

Deze spanning vind ik dus goed. En ook de opbouw ervan . Na Maartens val
wordt er meerdere malen gezegd dat de angst nog moet komen en die komt
dan ook aan het slot van het boek.



Personages

1 Uiterlijke kenmerken Maarten: Hij is erg groot, ‘Wat een grote
jongen,’ zegt de dokter.


Hij is ook slim; “Jij bent de enige met verstand in deze klas”.
En sterk; maar wat kunnen ze beginnen, ze zijn oud, ze zijn niet sterk
als ik.


Verder hoor je weinig over het uiterlijk. Het effect daarvan is dat je
je als lezer zult een beeld gaat vormen over hoe die mensen eruit zijn
en hoe ze zich gedragen enz.

2 Het hele boek door kom je de directe monologue interieur tegen. Maar
het meest bang ben ik voor de pleinen.
Zo gaat het verhaal soms bladzijden
achter elkaar. Maarten praat in zichzelf en je leest al zijn gedachten.
Het effect hiervan is dat je je heel erg betrokken voelt bij de personage.
Je weet alles wat hij denkt en waarom hij bepaalde dingen wil zodat je
zijn beslissingen heel goed voor kunt stellen. Er is dus een grote identificatie,
vooral door deze directe monologue interieur.

3a Karakterbeschrijving Maarten: Leeft heel geïsoleerd van de rest
van de wereld, praat haast nooit met iemand en is dus een in zichzelf
gekeerd type. Hij houdt veel van zijn moeder, hij voelt ook veel voor
en bepaald soort meisjes. Hij is ook erg sentimenteel, hij denkt vaak
terug aan vroeger en over alle dingen van het leven kan hij heel lang
nadenken.

3b Ik vind de personages levensecht, het is niet onwaarschijnlijk dat
dit verhaal zich met deze personen echt had kunnen afspelen.

4 Van Martha lees je alleen hoe ze eruit ziet, haar haardracht en hoe
ze loopt. Haar innerlijk wordt niet beschreven.

Maartens moeder was heel knap; Wat is ze nu jong in de spiegel, wat
is ze nu mooi!
Over haar wordt ook nog gezegd dat ze heel gelovig
was, ze zong vaak psalmen tijdens de afwas.

Bitzius, Adrienne

5a Het hele verhaal draait om de ontmoetingen tussen Maarten en Martha.
Deze ontmoetingen komen niet zo vaak voor, maar je leeft er wel naar toe.
Voor Maarten zijn deze momenten ook heel belangrijk. Vreemd gelukkig
voel ik mij nu ik haar hand druk, ...
Ze zijn dus bepalend voor de
loop van het verhaal. Voor Maarten is dit zo’n obsessie dat hij ook
met mensen die maar een beetje op Martha lijken in contact wil komen.
Ze staat er nog altijd en zelfs haar figuur is het postuur van Martha.
Langzaam loop ik op haar toe...
Dat is dus geen interactie tussen
de romanpersonages, maar het heeft er wel mee te maken, want voor Maarten
is deze ontmoeting even belangrijk als een ontmoeting met “de echte”
Martha.

5b Maartens moeder is voor deze interactie overbodig, en ook zijn vader
die ook even genoemd wordt. Adrienne en Bitzius hebben er wel mee te maken.
Want op een gegeven moment voelt Maarten meer voor Adrienne. Dat gevoel
wordt weer verbroken door Bitzius die dan alle aandacht krijgt.

6a Het perspectief bepaald voor een groot gedeelte je identificatie met
de hoofdpersoon. En ook je kennis van hem. Enkelvoud want het is een Ik-perspektief
en daardoor leer je alleen Maarten kennen. Je identificeert je ook het
meest met Maarten en je weet het meest van hem af. Door dit perspectief
wordt ook je visie op de andere figuren bepaalt. Je bekijkt ze vanuit
Maarten en bent het dus ook eens met Maarten. Dit wordt vooral aan het
eind duidelijk als Ernst en Adrienne steeds vriendelijker met elkaar omgaan.
Je maakt dan mee hoe Maarten heel jaloers wordt en Ernst steeds minder
mag.

Het perspectief bepaalt dus hoe je over De hoofdpersoon, Maarten , denkt,
maar ook hoe je tegen de andere personages aankijkt.

6b Er is een samenhang tussen bepaalde personages en spanning. Maartens
vader bijvoorbeeld is een driftig figuur die ook gedreigd heeft Maarten
in elkaar te slaan. Vaak had hij mij door de kamer geschopt en getrapt
waarbij hij schreeuwde: ‘Ik schop je dood.’


Ook Maarten zelf brengt spanning mee omdat hij zo sterk is en zijn hele
houding. Hij kan slecht contact leggen met personen en dat heeft hij juist
wel nodig om Martha te ontmoeten, met haar in gesprek te komen. Verder
zijn de personages niet spanningverwekkend.

7a Maarten staat in deze roman voor de eenzaamheid en het ‘buiten
de wereld leven’. Zijn moeder is een symbool voor de goedheid. Ze
is mooi en ze leeft heel goed. Later sterft zij aan keelkanker. Dat wil
zeggen dat de goedheid niet blijvend is en dat dat ook niet begrepen wordt.
Dat laatste zie je ook bij het bezoek van die twee ouderlingen. Die snappen
de hele situatie niet, ze raffelen alleen een standaard-programmaatje
af.

7b Vooral de persoonlijkheid van Maarten bepaalt voor een groot gedeelte
het thema. Zijn isolement is het thema van het hele boek . De andere personen
hebben weinig met dat thema te maken. Ze zijn er alleen om te laten zien
dat Maarten inderdaad geïsoleerd leeft, om het thema te bevestigen
dus.

8 De literaire waarde van de interactie tussen de personen is heel groot.
Daar draait het hele boek om. De interactie tussen Maarten en de rest
van wereld is vanaf zijn jeugd heel klein gehouden en is ook altijd zo
klein gebleven.



Tijd

1a In dit boek verlopen als het ware twee verhalen chronologisch. Iedere
keer wordt er een gedeelte uit het ene verhaal genoemd en dan weer uit
het andere zodat het helemaal door elkaar staat. De volgorde is dus niet
erg logisch, maar de schrijver heeft daar wel een bepaald doel mee gehad;
hij wil het leven van de hoofdpersoon verklaren uit zijn verleden zodat
je begrijpt waarom Maarten bepaalde dingen doet.

1b Het verhaal begint ‘In medias res’, zodat je direct in het
verhaal zit. Maar het geeft niet een effect dat er allerlei vragen bij
je opkomen. Dat komt doordat het niet echt een lopend verhaal is maar
meer een stukje uit het leven gegrepen. Het effect is dus meer: wanneer
begint het echte verhaal? Daardoor lees je snel verder. Het is dus eigenlijk
ook geen In medias res -begin, want je begint niet midden in de zaak.
Er is nog helemaal geen ‘zaak’! Die komt later wel maar dat
wordt langzaam opgebouwd. Het begin van het boek gaat over Maartens dagelijkse
leven.

2a Over het algemeen is er tijdsverruiming in dit verhaal. In het gedeelte
over zijn jeugd is dit wat minder dan in het gedeelte over de periode
dat de hoofdpersoon volwassen is. Bij dat laatste worden een paar weken
beschreven in een half boek.

Maar er zijn ook plekken waar dat anders is. Bijvoorbeeld wanneer Maarten
van een helling valt als hij met Ernst en Adrienne in de bergen loopt.
Dat gedeelte wordt heel uitgebreid beschreven. In bijna twee bladzijden.
Daarin wordt vertelt wat er allemaal door de hoofdpersoon heengaat; Er
gaat veel om in mijn hoofd tijdens het vallen. Er is vooral verbazing
omdat het zo gebeurt. Het was voorvoeld: de dood, ...


Het effect hiervan is dat je begrijpt hoe het is gebeurt. Je leest veel
gedachten van Maarten waaruit blijkt dat hij denkt dat hij doodgaat. Om
al die gedachten te beschrijven moet de schrijver wel een paar bladzijden
gebruiken.

Vaak worden door middel van tijdsverruiming de gedachten van Maarten beschreven.
Er is nooit tijdsverdichting.

2b



2c



2d

2e De werkwoordstijd is meestal de tegenwoordige tijd, maar in sommige
gedeelten wordt de verleden tijd gebruikt. Dat is als Maarten terugdenkt,
maar soms ook een hoofdstuk lang en dan het volgende hoofdstuk weer niet.

3 Maarten heeft een dwanggedachte dat hij dood gaat binnen een bepaalde
tijd. Het effect is dat je er meer oplet of er ongelukken kunnen gebeuren
en het is ook een soort spanningverwekkend middel. In de periode dat die
dwanggedachte uit zou moeten komen gaat Maarten niet dood maar krijgt
wel een ongeluk in de bergen. (zie 2a) Tijdens dat ongeluk wordt beschreven
wat Maarten denkt. Hij denkt vooral dat dit de uitkomst is van zijn dwanggedachte
wat dus niet zo blijkt te zijn.

Na deze val heeft de hoofdpersoon zelf een paar conclusies die vooruitverwijzen
naar later: ...maar ik weet ook dat ik later op de dag of vanavond
misschien alsnog bang zal worden, dat mijn angst alleen maar is uitgesteld.

En verderop: Dwanggedachten hierover zullen voortaan onmogelijk zijn.
Hierbij is geen effect voor de lezer, het is een feit dat Maarten over
zijn dwanggedachte heen is.

4 Er zijn geen retroversies al zou je op het eerste gezicht denken van
wel. Vooral in het begin van het boek gaat steeds het ene hoofdstuk over
Maartens jeugd en het volgende over de tijd dat hij volwassen is. Dit
zijn geen flash-backs. Het zijn eerder twee verhalen die door elkaar heen
verteld worden. Maartens leven wordt steeds onderbroken door een gedeelte
uit zijn verleden. Maar er is geen enkele vorm van overgang van heden-verleden.
Op zichzelf hebben beide verhalen niks met elkaar te maken. Het effect
van deze overgangen is dat je een steeds beter beeld van Maarten kunt
vormen, omdat je ook informatie krijgt uit het zijn jeugd. Vanuit die
jeugd kan je zijn manier van leven verklaren.

5 Nee.

6 De tijd heeft te maken met spanning; doordat gedeelten heel uitgebreid
worden beschreven kun je je goed dingen voorstellen en meeleven.

De tijd in dit boek heeft ook te maken met het perspectief, want door
het soort perspectief ontstaat er veel tijdsverruiming. Door het Ik-perspektief
zie je veel gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon en om die op te
schrijven is heel wat ruimte nodig.

7 De literaire betekenis vind ik goed en origineel. Je begrijpt steeds
meer van Maartens geïsoleerde leven doordat je ook zijn jeugd leert
kennen. De manier waarop dat gebeurt is heel goed. Je ziet iedere keer
een ander stukje van zijn jeugd en stukje bij beetje krijg je een bijna
compleet beeld. Wat je niet te horen krijgt moet je zelf invullen. Dat
is een kenmerk van literatuur. De lezer is actief.



Ruimte

1 - tuin/kas: Maarten werkte in zijn jeugd bij zijn vader in de tuin

- natuur, vogels: hij hield erg van de natuur en vooral van vogels. Hij
gaat vaak roeien in de rietlanden.

- omgeving: stad, hij ging naar een congres. Bergen, rietlanden in de
Biesbosch.

- kerk: hij ging verschillende keren naar verschillende kerken, later
helemaal niet meer.

- weefselkweek; zijn beroep, het bestuderen van weefsels.

2 Er is oppositie tussen ruimten. Het ene moment is Maarten nog op een
congres in de stad en het volgende moment loopt hij in de bergen.

3

4 Ja, de kerk die Maarten een keer bezocht heeft.

5

6

7



Ironie

1a Er is verbale ironie in het verhaal. Er wordt het omgekeerde bedoeld
van wat er gezegd wordt.

Bijvoorbeeld; Ze is lang van gestalte, toch niet langer dan hij. Een
mooi paar vormen ze, denk ik ontroerd.


Maar er is geen situatie-ironie. Er bestaat geen verstandhouding schrijver
lezer achter de personage om. Als er ironie is merkt de personage dat
zelf ook op.

1b Het effect op de lezer is eigenlijk hetzelfde effect als op de personage.
Hij is ontroerd en jaloers, want Ernst neemt zijn positie in. Door de
ironische opmerkingen krijgen wij datzelfde effect. Er is een grote identificatie
met de hoofdpersoon.

Ook krijg je door deze ironie een zielig beeld van Maarten. Hij is het
hulpeloze slachtoffer van een samenloop van omstandigheden waardoor hij
in deze positie komt. Dit is ook het doel van de schrijver; benadrukken
hoe iemand volledig kan vereenzamen omdat niemand hem meer goed begrijpt.

2 Je moet weten wat voor persoon ironiseert, de hoofdpersoon, en in welke
situatie, context, dat gebeurt.

3 Er is een groot verband met het verteltechnische aspect perspectief.
Door dat perspectief is er veel minder ironie dan in een auctoriale roman.
De lezer staat dichter op het verhaal dus is er minder snel een verstandhouding
tussen de schrijver en de lezer.

De ironie laat ook zien hoe de personage over zichzelf denkt (verteltechnische
aspect: personages).Hij vindt zichzelf maar een mislukkeling en de anderen
doen alles beter.

4 De literaire betekenis is niet groot, er is maar weinig ironie. De enige
ironie die er is wordt ook opgemerkt door het slachtoffer daarvan of wordt
door het slachtoffer zelf genoemd.

5 Ik vind de ironie in dit verhaal niet zo goed, maar dat is ook haast
onmogelijk in dit soort romans. Je staat zo dicht op het verhaal dat jij
en de hoofdpersoon uit het verhaal hetzelfde zien.



Verhaal en moraal

1 De lezer wordt beïnvloed door het dramatiseren van de romanwerkelijkheid.

Je moet door het Ik-perspectief in de huid kruipen terwijl hij eigenlijk
een inzichzelf gekeerde, zielige wetenschapper is. Maar je komt zoveel
over hem te weten dat je het toch met hem eens bent. (identificatie)

2 Effect hiervan: identificatie en meeleven met de protagonist.

3 De schrijver verzet zich tegen de norm. Hij laat zien dat ook al leef
je midden in de wereld met veel vrienden je toch eenzaam kunt zijn.

4a Die beïnvloeding accepteer je , doordat je je zo betrokken voelt
bij de hoofdpersoon.

4b Nee.



Romanelementen en thema

1 Er is een goede ordening in het verhaal. De hoofdpersoon onthult zich
geleidelijk aan je.

Er is ook een herhaling van gegevens, zoals de angst voor de dood en zijn
pleinvrees.

2 Er is geprobeerd dit boek een echte autobiografie te laten lijken. Dat
wordt gedaan door het perspectief en ook doordat de hoofdpersoon dezelfde
naam heeft als de schrijver.




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen